Voor obese patiënten is het risico op ademhalingsmoeilijkheden tijdens de postoperatieve fase groter dan voor niet-obese patiënten. De gevolgen van obesitas die in onze whitepaper worden beschreven, duren voort in de postoperatieve fase. Vooral obese patiënten die aan obstructieve slaapapneu (OSA) of het obesitas-hypoventilatiesyndroom (OHS) lijden, kunnen een hoger risico op postoperatieve pulmonale complicaties (PPC's) hebben omdat gevoeligheid voor opiaten nachtelijke hypoxie verergert7.
Patiënten met morbide obesitas (van wie bekend is dat ze preoperatief veel meer atelectase hebben dan niet-obese patiënten) ontwikkelen na extubatie meer atelectase. Bij niet-obese patiënten normaliseert de tijdens de operatie ontstane atelectase binnen 24 uur na de operatie. Bij morbide obese patiënten is de kans groter dat de atelectase aanhoudt.68. Deze atelectase verhoogt de ademarbeid nog meer, doordat de patiënt met kleinere longvolumes ademt. Dat is op zijn beurt gerelateerd aan een te vroege sluiting van de luchtwegen en belemmeringen bij het uitademen. Deze problemen dragen bij aan de ontwikkeling van intrinsieke PEEP (PEEPi). Deze factoren verergeren in rugligging, wat in de recovery ruimte tot problemen kan leiden7.
In het licht van deze factoren moeten obese patiënten in een verhoogde positie worden gehouden, bijvoorbeeld in anti-Trendelenburg-ligging of halfzittend. Een dergelijke positie vermindert de intra-abdominale druk op de longen, zodat de zuurstoftoevoer en de longcompliantie verbeteren. Het is aangetoond dat continuous positive airway pressure (CPAP) en non-invasieve beademing (NIV) een positief effect hebben, doordat ze de longvolumes kunnen herstellen en behouden en de ademarbeid kunnen verminderen. Wanneer CPAP onmiddellijk na extubatie werd toegepast, waren vooral bij morbide obese patiënten 24 uur na de operatie betere spirometriewaarden te zien dan wanneer de aanvang van externe CPAP werd uitgesteld tot in de recovery/PACU. NIV is ook veilig en werkbaar gebleken. Eén studie toonde aan dat het risico op respiratoire insufficiëntie na extubatie met 16% daalde wanneer meteen na de extubatie NIV werd toegepast bij patiënten met een BMI van 35 of hoger. Daarnaast wordt vroege mobilisatie na de operatie en ademhalingstherapie aanbevolen7.
Samengevat: Bij obese patiënten zijn niet alleen aangepaste methoden nodig tijdens preoxygenatie, inleiding en onderhoud van algehele anesthesie. Onderzoek heeft aangetoond dat ook gewijzigde technieken voor ademhalingszorg meteen na de operatie belangrijk zijn om postoperatieve pulmonale complicaties te voorkomen.