
Intraoperatieve spontane ademhaling
ContactIn de afgelopen twintig jaar is ruimschoots bewezen dat algehele anesthesie, hoewel veilig geacht, het functioneren van het respiratoire systeem kan aantasten. Neuromusculaire blokkade en daaropvolgende gecontroleerde beademing is vermoedelijk een belangrijke oorzaak van respiratoire problemen. Naast de parameters voor gecontroleerde beademing zou ook intraoperatieve spontane ademhaling één van de opties voor verdere verbetering kunnen zijn.
Is spontane ademhaling ook een onderdeel van protectieve beademing tijdens anesthesie?
Tot nu toe was de discussie over protectieve beademing in de OK vooral gericht op de vraag hoe de parameters voor mechanische beademing kunnen worden geoptimaliseerd om de longen van de patiënt te beschermen. Maar moeten we niet verder kijken dan enkel naar de parameters van volledig mechanische beademing? Zou het niet veel beter zijn om tegen het einde van de algehele anesthesie of na het vrijmaken van de luchtwegen zo snel mogelijk met spontane ademhaling te beginnen?
Er zijn publicaties beschikbaar die suggereren dat intraoperatieve spontane ademhaling positieve effecten kan hebben1. Terwijl optimale longventilatie tijdens machinale beademing wordt belemmerd, wat tot een mismatch tussen ventilatie en perfusie kan leiden, lijkt spontane ademhaling de longen minder zwaar te belasten, wat tot een meer fysiologische distributie kan leiden. Zoals uit de literatuur blijkt, is alleen spontane ademhaling van de patiënt waarschijnlijk onvoldoende om de beoogde oxygenatie te bereiken; het zou beter zijn die te ondersteunen, bijvoorbeeld met drukondersteunde beademing (pressure support ventilation, PSV). Een mogelijk voordeel van PSV is een betere synchronisatie tussen patiënt en beademingsapparaat; hierdoor zou het ademen minder inspanning vragen en comfortabeler worden voor de patiënt2. Daarnaast is uit een studie gebleken dat intraoperatieve PSV bij patiënten met een larynxmasker (LMA), in vergelijking met continue mechanische beademing, het propofolverbruik verlaagt en zorgt dat de patiënt sneller van de anesthesie herstelt3.
De spontane ademhaling op gang brengen tijdens de recovery
De periode waarin de patiënt ontwaakt uit de anesthesie en de volledige postoperatieve fase zijn kritiek omdat dit de perioden zijn waarin de meeste longcomplicaties optreden. Anesthesisten proberen doorgaans de anesthesiediepte zo oppervlakkig te houden als de chirurgische ingreep toelaat. Tegen het einde van de ingreep stopt de anesthesist de toediening van het anestheticum, zodat de spontane ademhaling op gang kan komen en de patiënt vervolgens kan worden geëxtubeerd. De anesthesie medicatie kan geleidelijk aan worden uitgewassen of sneller door gebruik te maken van grote hoeveelheden versgas en/of hyperventilatie. Dat laatste gaat echter gepaard met een verminderde PaCO2, wat het risico op een lagere cerebrale doorbloeding verhoogt. Bovendien is er bij deze snelle aanpak mogelijk niet genoeg tijd voor de herverdeling van de medicatie uit minder geperfundeerde weefsels met hogere oplosbaarheid. In de recovery zou de hoeveelheid anesthesiemedicatie in de centrale compartimenten kunnen toenemen, met een verminderde ademhaling tot gevolg. Bovendien leidt een daling van PaCO2 tot een verminderde ademhalingsprikkel. Dit kan de terugkeer van spontane ademhaling vertragen. 4,5
De uitleiding kan soepeler worden begeleid door ruim voordat de ingreep is afgelopen de anesthesie minder diep te maken. Dit stimuleert een vroege start van de spontane ademhaling. Vooral bij langdurige ingrepen kan de anesthesist beter eerder dan later beginnen met de afbouw van de anesthesie. Hierdoor kan de patiënt eerder beginnen met spontaan ademen, maar dat is naar alle waarschijnlijkheid niet voldoende om de juiste arteriële zuurstofverzadiging te handhaven. Om hypoxemie in deze fase te voorkomen kan het nuttig zijn om de spontane ademhaling te ondersteunen.6 Er is reeds aangegeven dat spontane ademhaling tijdens algehele anesthesie in verband wordt gebracht met hypercapnische acidose en een verhoogde ademhalingsinspanning bij zowel gezonde patiënten als patiënten met bekende comorbiditeiten. Om dit proces te vergemakkelijken zijn anesthesietoestellen uitgerust met modi voor geassisteerde beademing. Drukondersteunde beademing (PSV) is nu een gebruikelijke optie. PSV is bedoeld om de spontane ademhaling te ondersteunen terwijl de dissynchronisatie tussen patiënt en beademingsapparaat wordt verminderd.6 Daarnaast is ook aangetoond dat PSV voor een effectievere gasuitwisseling zorgt dan niet-geassisteerde CPAP-beademing tijdens anesthesie met een larynxmasker (LMA). PSV helpt optimale ademteugvolumes te bereiken en verhoogt het minuutvolume, verlaagt etCO2 en verbetert de zuurstoftoevoer in vergelijking met niet-geassisteerde spontane ademhaling.6,7 Bovendien is aangetoond dat bij PSV-ondersteunde intraoperatieve spontane ademhaling het larynxmasker sneller kan worden verwijderd, de patiënt sneller ontwaakt en zelfs minder propofol kan worden gebruikt.6
Samengevat: De overgang van machinale beademing naar spontane ademhaling is een veel voorkomend en belangrijk aspect van algehele anesthesie.